Psalms 28

Een lied van David.

1 De Here is mijn licht en mijn redder.
Voor wie zou ik dan bang zijn?
De Here is mijn levenskracht.
Zou ik dan nog angst voor iemand hebben?

2 Toen de misdadigers, mijn vijanden,
kwamen om mij te vernietigen,
zijn zij zelf gestruikeld en gevallen.

3 Al komt een heel leger op mij af,
ik word niet bang.
Al wordt er oorlog tegen mij gevoerd,
ik blijf toch vertrouwen!

4 Ik heb de Here slechts één ding gevraagd,
daar gaat mijn hele hart naar uit:
dat ik mijn hele leven in het huis van de Here mag blijven.
Om de lieflijkheid van de Here te kunnen zien
en steeds meer over Hem te leren in zijn tempel.

5 Want wanneer kwade tijden aanbreken,
verbergt Hij mij in zijn hut.
Hij verstopt mij in zijn tent,
op een plaats die niemand kent.
Hij zet mij hoog op een rots.

6 Daarom kan ik mijn hoofd opheffen.
Ik kijk over al mijn vijanden heen.
Daarom wil ik Hem offers brengen met luid trompetgeschal.
Ik wil zingen voor de Here,
psalmen zingen voor Hem.

7 Luister, Here, hoe ik hardop naar U roep!
Wees zo goed mij te antwoorden
en geef mij genade.

8 U Zelf laat mijn hart naar U vragen.
Ik wil U zoeken, Here.

9 Verberg U niet voor mij
en stuur mij niet toornig weg.
U bent altijd mijn hulp.
Laat mij niet in de steek
en stoot mij niet van U af,
God van mijn heil.
Copyright information for NldHTB